• Tag Archieven gereedschap
  • Headstock Spindle Chuck Fittings

    Zie ook: Meet de draad van een draaibank (Lathe Spindle Thread)

    This table is an attempt to assist in the selection of the correct headstock thread fitting to suit your lathe when you are choosing a chuck.  Please note that you MUST check all available documentation shipped with your lathe and make any necessary measurements before committing to a particular size fitting.  In most cases, exchanges can be made simply by returning the chuck mounting bush, avoiding excessive transport costs, but this is not always the case.  Always test the bush on the headstock before fitting it to the lathe.  Bushes can be difficult to remove once firmly fitted and damaged bushes cannot be replaced.  If you’re not sure, send an e-mail first and we’ll try to advise.  Note also that certain lathes are equipped with different mounting threads in different markets, whilst others have changed during the life of the lathe.

    The sizes marked in RED are considered non-standard and some difficulty may be experienced in getting certain types/brands of equipment to suit: please enquire.

    Imperial (inch) Headstock Threads

    Thread

    Ref.

    Lathes Using This Thread (but CHECK yours: threads may vary in different markets!!)

    3/4″ x 16 tpi

    T01

    All Record, all Coronet (except red Major);  Sears Roebuck Craftsman; Klein; Carbatec; APTC KWL37; Nu-Tool NWL37; Naerok 12073; Clarke CWL12C; Draper WTL12A & WTL100; Rexon WL6V; Sealey SM42
    3/4″ x 10 tpi

    T10

    James Inns Sherwood range; Rockwell Homecraft; Naerok WL1000; Sealey.
    7/8″ x 16 tpi

    T08

    Coronet Major (Maroon)
    1″ x 12 tpi

    T03

    Myford ML8; Turnstyler
    1″ x 12 tpi

    T03HD

    APTC H1000
    1″ x 10 tpi

    T12

    Harrison Jubilee; Arundel E5; Durden
    1″ x 8 tpi

    T04M

    APTC M900, M950, M1000, M330, M600 & Perform CCL and CCBL; Wivamac (DB800, DB801, DB1000, DB1200, ADB950 – all models, US option); Sorby (some markets), Delta
    1.1/8″ 12 tpi

    T20

    Myford ML7
    1.1/8″ 12 tpi

    T20M

    Myford Maestro (with lock screws)
    1.1/4″ x 8 tpi

    T23

    Woodfast M Series (US models);VicMarc VL series (US models);  Nova 3000 (US models); General 260
    1.1/2″ x 8 tpi

    T39

    1.1/2″ x 8 tpi

    T06

    Powermatic
    1.1/2″ x 6 tpi

    T02

    Axminster NV28-40; Harrison/Startrite/GLCo Graduate; Wadkin Bursgreen 6″ BL 150 Lungrens; Tanner FS100 some Woodfast models(!)
    1.1/2″ x 6 tpi

    T02P

    Poolewood PW28-40 (Old type)
    5/8″ Plain Bore

    T05

    Shopsmith; Multico Supershop
    Metric (metrisch) millimetre (millimeters) Headstock Threads

    Thread

    Ref.

    Lathes Using This Thread (but CHECK yours: threads may vary in different markets!!)

    18 mm x 2.5 mm

    n/a

     Elu only – enquire.
    20 mm x 1.5mm

    T33

    Electro HDM800 & HDM1000; Multico, Poolewood
    20 mm x 2 mm

    T29

    Tyme Cub (’83 on) & Little Gem
    24 mm x 3 mm

    T21

    Luna; Arundel M230; Merlin K150/450/600
    25 mm x 2 mm

    T30

    Tyme Avon (’83 on) & Classic, Tanner SD165; Selbix Springwood; Sorby (some markets); Cotech
    30mm x 1.5mm

    T34

    Alko HDM850
    M30 x 3.5 mm

    T13

    Woodfast C Series, Arundel M300
    M30 x 3.5 mm

    T37

    Teknatool; Nova 3000 & TL1500 (Europe); VicMarc VL100 (Europe); MiniMax T124
    M33 x 3.5 mm

    T38

    Wivamac (DB800, DB801, DB1000, DB1200, ADB950 – all models); Kity;Scheppach DMV200 & DMT180; Sorby (some markets); OneWay 2036/2436/2016/2416;  Konig; Hager; Hegner; Flott BD180; Emco DB5, VicMarc VL200 & 300 (not US)
    M33 x 3.5 mm

    T38W

    APTC Woodfast
    M33 x 3.5 mm

    T38H

    Hapfo ONLY
    M33 x 3.5 mm

    T38V

    VicMarc – special fitting
    M33 x 3.5 mm

    T38PRO

    Axminster 4224 Professional
    Bayonet Headstock Mountings

    Thread

    Ref.

    Lathes Using This Mounting

    Special Fitting

    VB36

    VB Manufacturing (Hegner UK) VB36

  • Hardsolderen en uitgloeien

    Uitgloeien van metalen is om spanning in het metaal (non-ferro metalen) te voorkomen en om het metaal zacht en smeedbaar te maken. Dit noemen ze rekristallisatie van de metaal atomen. Het bizarre is dat deze behandeling precies andersom werkt bij staalsoorten (ferro-metalen), staal wordt juist harder als men het snel afkoelt in water of olie.

    Het uitgloeien is alleen nodig als het edelmetaal (zilver-goud) te hard wordt na het buigen/smeden en walsen. Er treedt namelijk spanning op tussen de atomen en het metaal kan gaan scheuren, daarom moet het edelmetaal tussen door uitgegloeid worden als men vaker buigt, smeed of walst.

    Tijdens het verwarmen van het metaal kleurt deze donkerder, dit zijn oxides die ontstaan als men het metaal verhit. Deze oxides gaan er weer af als men het metaal in een zuurbad legt of d.m.v. schuren en polijsten.

    Werkwijze van uitgloeien: Verhit het metaal tot het rood gloeiend (kersrood bij goud, koper, alpaca) wordt en koel het meteen af in water.
    Zilver moet uitgegloeid worden tot het licht rosé kleurt, als men zilver te lang uitgloeit ontstaan er te veel diepte oxides in het metaal die moeilijk verwijderbaar zijn. Het beste is dit te zien in het donker, dus gebruik niet te veel licht tijdens het uitgloeien.

    Let erop dat men tijdens het uitgloeien de vlam op een goede afstand houdt (heetste punt van de vlam raakt het werkstuk).
    Het heetste punt (reducerende zone) van de vlam is daar waar deze over gaat in een fel blauw gekleurde vlam, zie tekening.

    Het solderen van metalen

    Er bestaan twee manieren van solderen, zachtsolderen en hardsolderen. Bij zachtsolderen gebruikt men tin als soldeer. Bij hardsolderen gebruikt men zilversoldeer of bij goud, goudsoldeer. Het soldeer wordt eerder vloeibaar dan het moedermetaal en loopt in de naad tussen de twee verbindende delen. Het vloeibare soldeer zuigt zich als het ware in de naad, dit noemt men de capillaire werking van het soldeer.

    Hardsolderen is iets anders dan Lassen, bij lassen worden de delen aan elkaar gesmolten zonder gebruik te maken van een bindmiddel (soldeer), wel wordt er vaak toevoegmateriaal gebruikt om de naad sterker te maken, maar dit heeft vaak dezelfde samenstelling dan het gelaste metaal.

    Voordat men het werkstuk gaat solderen is het raadzaam om een proefstukje te maken, je kunt hiervoor wat rest materiaal gebruiken en zo verschillende verbindingen oefenen zie voorbeelden.

    Om te solderen heeft men nodig:

    Gasbrander, de brander waarmee gesoldeerd wordt. Hoe kleiner het werkstuk (massa) des te kleiner de vlam. Veel massa heeft veel hitte nodig en dus een grotere vlam.

    Soldeer, kleine stukjes worden af geknipt, probeer deze tegen te houden met de vingers ,anders springen ze weg. Deze kleine stukjes soldeer worden ook “pioentjes” genoemd. Zie tekening. Er bestaat ook draadsoldeer (voor grote werkstukken) en soldeer poeder.
    Er zijn verschillende soorten soldeer verkrijgbaar in de handel, namelijk hard (700ºC), middel (680ºC) en zacht (660 ºC) soldeer (genummerd L1, L2 en L3). Ook bestaat er extra hard soldeer (750 ºC) maar deze wordt vaak gebruikt om grote voorwerpen van messing en koper te solderen.
    Als men een sieraad of object opbouwt is het handig om met hard soldeer te beginnen en te eindigen met zacht soldeer, zodat de volgende soldeer verbinding van een werkstuk niet uit elkaar valt. Vandaar dat het makkelijk is om het soldeer te nummeren (1,2,3) zodat men altijd weet welk soldeer men gebruikt.

    Vloeimiddel, er zijn verschillende vloeimiddelen verkrijgbaar, het meest gebruikte vloeimiddel is borax. Dit zorgt ervoor dat het metaal niet oxideert zodat het soldeer beter vloeit. Ook lost het oxides op die al reeds op het metaal aanwezig zijn.

    Vitriool, is een zuurbadje gemaakt van 10% zwavelzuur en water. (is verkrijgbaar in poedervorm = vitrex) Het zorgt ervoor dat na verhitting de oxides en de borax aan het oppervlak van het metaal worden opgelost waardoor het metaal weer schoon wordt.
    In het zuur mag absoluut geen ijzer in komen, dus geen stalen pincet maar een messing of koper pincet gebruiken.

    Soldeer gereedschap

    • Stalen pincet, te gebruiken om pioentjes (kleine stukjes soldeer) of andere kleine dingen op te pakken (niet gebruiken in het zuurbadje).
    • Koperen pincet, alleen gebruiken voor het werkstuk in en uit het zuur te halen.
    • Kruispincet, te gebruiken om onderdelen van een werkstuk vast te klemmen tijdens het solderen, let er wel op dat deze op een goede manier ingeklemd wordt, zodat het werkstuk niet vervormt tijdens verhitten.
    • Derde handje, is een voetstuk waar het kruispincet in vast gezet kan worden.
    • Soldeerstrijker, gebruikt men om verschoven pioentje tijdens het solderen op zijn plaats te schuiven en om het soldeer een zetje te geven als het niet wil vloeien.
    • Soldeergaas, stukje ijzer gaas als ondergrond om tijdens het solderen te voorkomen dat warmte afvloeit naar de soldeer steen en om te zorgen dat de vlam beter over het gehele werkstuk verspreid wordt.
    • Soldeersteen, dit kan houtskool zijn of chamottesteen in ieder geval een vuurvaste steen.
    • Binddraad, naaldjes, krapoenen, deze hulpstukjes kan men gebruiken om de onderdelen van het werkstuk vast te zetten tijdens het solderen, deze moeten wel van ijzer zijn.

    Voorbeelden van hoe men een werkstuk kan vast zetten tijdens het solderen.

    Algemene werkwijze solderen

    Tijdens het solderen van zilver moet men er op letten dat het werkstuk overal goed verwarmt wordt, zodat deze gelijktijdig de werktemperatuur van het soldeer bereikt. Zilver is een hoge warmtegeleider net als koper.
    Des te groter de massa (het te soldeerde materiaal) des te langer het duurt voordat het op gewenste temperatuur komt, er kan dan beter met een grotere vlam gesoldeerd worden.
    Een onderdeel dat minder massa heeft zal sneller op temperatuur zijn en door onoplettendheid kan het smelten, beter is met een kleine vlam solderen.
    Bij het solderen van goud hoeft men geen rekening te houden met het gelijkmatig verwarmen van het werkstuk, omdat goud niet zo snel warmte geleid als zilver of koper kan het dus makkelijk plaatselijk gesoldeerd worden.

    Voorbeeld: een dun stukje draad wil men vast solderen op een groot stuk plaatmateriaal, de draad zal dan eerder warm worden dan de grote plaat metaal en zal dus eerder smelten.
    Dit is moeilijk te solderen, zorg er dus voor dat de delen die men aan elkaar soldeert niet te veel verschillen in massa.
    Nadat het metaal roodgloeiend wordt (afhankelijk van de smelttemperatuur van het metaal) en het soldeer gesmolten is moet men deze niet te lang blijven verwarmen anders vreet het soldeer in het metaal en krijgt men dit later niet meer weggewerkt. Zodra het soldeer is gesmolten en tussen de naad is gevloeid, meteen stoppen.

    Het opbouwen van een werkstuk is van grootst belang voor de kwaliteit van het sieraad.
    Denk goed na in welke volgorde je de delen aan elkaar soldeert, het beste is om te beginnen met de delen die de grootste massa hebben en zo verder opbouwen naar kleinere delen. Voor men begint kan men dit even bespreken met de leraar.

    Volgorde van solderen

    Om te beginnen moet men ervoor zorgen dat de delen die aan elkaar worden gesoldeerd, goed vlak tegen elkaar aan zitten en goed aansluiten (niet te grote naad), schoon zijn, d.w.z. niet vettig en zonder oxides.
    Zorg er voor dat men tijdens het solderen het soldeer gereedschap bij de hand heeft!
    Leg de onderdelen die men wil solderen op de steen en smeer ze in met borax, zet deze vast zodat ze niet gaan bewegen tijdens het solderen, verhit het werkstuk tot dat de borax uitgebruist is en vloeibaar wordt.
    Knip kleine pioentjes af van het soldeer, let erop dat je met hard soldeer begint en eindigt met zacht soldeer, strijk er een beetje borax op en leg deze bij de naad die gesoldeerd moet worden. Een andere manier is om de soldeerstrijker te gebruiken, men smelt van het soldeer een bolletje en plakt hem aan de soldeerstrijker.

    Opnieuw verwarmen van het werkstuk zoals beschreven bij algemene werkwijze tot het soldeer gesmolten is en tussen de naad vloeit. KIJK GOED WAT HET SOLDEER DOET! Je ziet het soldeer langs de naad glimmen, het soldeer vloeit, daarna moet men stoppen, anders gaat het werkstuk smelten. Let wel goed op dat het soldeer overal is door gevloeid en dat de hele naad gevult is met soldeer.
    Het soldeer zal altijd naar het heetste punt vloeien van het werkstuk! Beide te solderen delen moeten dus op dezelfde temperatuur komen, doet men dit niet dan zal het soldeer zich alleen maar aan 1 deel hechten en zit het niet vast! Vaak vloeit het de andere kant op omdat dat gedeelte het heetste is!
    Als men klaar is met solderen kan men het werkstuk afkoelen in water en in het vitriool leggen om schoon te worden voor de volgende soldering.

    Afzuiging soldeerdamp

    Wie tijdens het solderen zijn gezondheid wil beschermen of wie als werkgever verantwoordelijk is voor het gezond houden van zijn medewerkers, moet de soldeerdamp meteen bij de werkplek voor solderen afzuigen. Afhankelijk van de vereisten zijn hiervoor bij reichelt elektronik de meest uiteenlopende oplossingen verkrijgbaar.


  • Metaaldraaibank

    We geven er een draai aan…
    Draaien is een verspaningstechniek, waarbij het metaal op een draaibank wordt bewerkt. Het materiaal draait rond en voert de snijbeweging uit, doordat de beitel in een bepaalde richting beweegt. Er zijn allerlei vormen van draaien, zoals langsdraaien, dwarsdraaien, steken, profieldraaien, conusdraaien en kopieerdraaien.

    Algemeen

    Technische fische onderdelen Chiu - Ting CT-918 AM draaibank
    Technische fische onderdelen Chiu – Ting CT-918 AM draaibank

    Een metaaldraaibank is een machine waarmee metalen of kunststoffen werkstukken worden gedraaid/gemaakt. De draaibank bestaat uit een gietijzeren gestel of geraamte. Door een elektromotor wordt via een v-snaar de klauwplaat, welke op de hoofdas wordt bevestigd, aangedreven.

    De draaibank bestaat verder uit een support waarin de beitels voor het draaiwerk worden vastgezet. Dit beitelsupport kan zowel handmatig als automatisch over een zwaluwstaartbed worden voortbewogen. Aan het andere uiteinde van de draaibank zit de “losse kop” waarin een vast of meedraaiend center kan worden geplaatst. Ook een boorkop of een boor met grotere diameter kunnen hier worden vastgeklemd.

    Op een metaaldraaibank kan behalve in- en uitwendig draaiwerk ook schroefdraad gesneden worden. Door verschillende tandwielverhoudingen te gebruiken kunnen diverse soorten schroefdraad worden gesneden. De meest voorkomende schroefdraad hier op het Europese vasteland is de Metrische draad. Er is ook Engelse (schroef)draad, Whitworth genoemd, waarvan de spoed (hier het aantal gangen per inch) en de tophoek de voornaamste verschilpunten tussen de WW en de Metrische schroefdraad zijn.

    Bouw

    Kenmerkend voor een draaibank is dat bij een draaibank het snijgereedschap (draaibeitel) stilstaat. Meestal wordt een te bewerken onderdeel ingeklemd in een klauwplaat die bevestigd is aan een horizontale as die het werkstuk ronddraait.

    De draaibank bestaat veelal uit een gietijzeren constructie, het deel dat op de grond staat heet de voet en daarbovenop staat het draaibankbed. Bij grotere draaibanken zijn voet en bed uit twee delen gemaakt, bij bijvoorbeeld een tafeldraaibank bestaan de voet en het bed uit een enkel stuk gietijzer.

    De aandrijving gebeurt meestal met een elektromotor via een overbrengingssysteem bestaande uit V-riemen en/of tandwielen met een keuze uit verschillende toerentallen. De aandrijving kan ook uitgevoerd worden een frequentieregelaar die zorgt voor verschillende aandrijfsnelheden van de elektromotor.

    Geschiedenis

    De draaibank is een zeer oude machine die al gebruikt werd in Assyrie en het klassieke Griekenland. De oorsprong van het draaien vinden we rond 1300 v.Chr. toen de Grieken een tweepersoonshoutdraaibank ontwikkelden. Een persoon draaide het werkstuk met een touw terwijl een andere persoon een scherp voorwerp gebruikte om vormen in het hout te snijden. In het Romeinse rijk werd een draaiboog (soort strijkstok) toegevoegd. In de middeleeuwen werd het handdraaien vervangen door een pedaal zodat de handen vrijkwamen om de verschillende beitels vast te kunnen houden. Dit type draaibank is tot in het begin van de 20e eeuw veel gebruikt en nog in gebruik in diverse ontwikkelingslanden.

    De eerste industriële metaaldraaibank werd door de Nederlander Jan Verbruggen, meestergieter in de zware geschutgieterij in Den Haag, in 1757 ontworpen en in gebruik genomen. In 1770 werd hij benoemd tot meestergieter in de geschutgieterij in het Royal Arsenal in Woolwich. Hier installeerde hij eenzelfde horizontale, door paarden aangedreven draaibank waarvan een set van 50 gedetailleerde camera-obscura-tekeningen bewaard zijn gebleven (zie bijgevoegd voorbeeld). Henry Maudslay, die later onder andere het automatisch draaien van schroefdraden op de draaibank uitvond, werkte ook in de werkplaats van Jan Verbruggen in Woolwich.

    Soorten draaibanken

    In de conventionele draaibanken kunnen diverse soorten uitvoeringen worden onderscheiden, met of zonder computeraansturing, te weten:

    1. Centerdraaibank: wordt gebruikt voor stukken met een centerpunt aan beide kopzijden en geen mogelijkheid tot klemmen op het stuk.
    2. Universele draaibank: de meest bekende vorm, wordt veelal gebruikt voor stuk- en herstellingswerken. Door demontage van de klauwplaat kan er een centerdraaibank van gemaakt worden doordat er in de spil een conus zit.
    3. Kopdraaibank: een universele draaibank voor stukken met een diameter tot soms wel 3,5 meter. Er ontbreekt vaak wel de losse kop op deze soort, nadeel is dat het opspannen van het stuk veel tijd kost en dat de hoofdspil sterk op buigen wordt belast.
    4. Carrouseldraaibank: een verticaal opgestelde kopdraaibank, met de voordelen van de kopdraaibank maar geen belasting op buigen van de spil. Sommige versies hebben ook de mogelijkheid om met meerdere beitels tegelijk te kunnen werken.
    5. Kopieerdraaibank: een draaibank gebruikt voor het maken van series gelijke stukken. Hierbij loopt een taster over een mal en de vorm van de mal wordt aan een beitel doorgegeven en zo op een werkstuk gedraaid. Deze is vervangen door de computer numerical control (CNC) machines.
    6. Revolverkopdraaibank: gebruikt voor het vervaardigen van series gelijkvormige stukken. Principieel is dit een universele draaibank, maar met een beitelhouder voor soms wel 8 gereedschappen die men kan ronddraaien (zoals bij een trommelrevolver).

    Instellingen

    Opbouw van een oudere draaibank uit 1911. Met a = bed, b = geleiding (met dwarsslede en beitelhouder), c = kop, d = terugversnelling (met overbrenging naar ondergelegen spindel) e = kegel voor riemaandrijving van een externe voeding, f = frontpaneel gemonteerd op spindel, g = losse kop. h = spindel.
    Opbouw van een oudere draaibank uit 1911. Met a = bed, b = geleiding (met dwarsslede en beitelhouder), c = kop, d = terugversnelling (met overbrenging naar ondergelegen spindel) e = kegel voor riemaandrijving van een externe voeding, f = frontpaneel gemonteerd op spindel, g = losse kop. h = spindel.

    Het toerental wordt afgestemd op het te bewerken materiaal (de specifieke snijsnelheid, die voor elk materiaal anders is) en de diameter van het te draaien werkstuk.

    Hierbij gebruikt men de volgende formule:

    n = ( V c ∗ 1000 ) / ( π . d ) , {\displaystyle n=(V_{c}*1000)/(\pi .d),}

    Waarbij:

    • n: het toerental, in toeren/min
    • Vc: de snijsnelheid, in m/min
    • d: de diameter van het werkstuk, in mm

    Bij het gebruik van een industriële draaibank, waarbij door middel van hendels de toerentallen en voedingen worden ingesteld, is het volgende zeer belangrijk: het toerental van de hoofdspil mag slechts bij stilstand veranderd worden en de voedingen tijdens werking van de draaibank. Het kan dus soms gebeuren dat de tandwielen niet goed in elkaar grijpen bij het wisselen van hoofdspiltoerental, het volstaat hierbij om de klauwplaat met de hand te bewegen, men zal dan voelen dat de hendels op hun juiste plaats vallen als men de klauwplaat een beetje verdraait. Er bestaan ook systemen voor traploze snelheidsregeling bij conventionele machines in de vorm van frequentieomzetters.

    Losse kop en bed

    Meedraaiend center (boven), vast center (onder)
    Meedraaiend center (boven), vast center (onder)

    Rechts bevindt zich de losse kop, hierin kan een vast of meedraaiend center worden geplaatst, zodat het werkstuk aan beide uiteinden ondersteund wordt. Ook bestaat de mogelijkheid om er een boorkop of een grotere boor rechtstreeks in te zetten.

    De losse kop kan verplaatst worden langs het bed. Het bed bestaat uit twee geleiders die heel zuiver zijn geslepen. In het bed is een trapeziumvormige rand geslepen, zodat bij slijtage op het bed er geen zijdelingse speling ontstaat maar enkel de support naar onder toe zakt (een zeer kleine verplaatsing overigens).

    Bij het bed zijn er 2 keuzemogelijkheden: inductiegehard of niet. Inductiegehard is duurder maar op termijn heeft dit enkel voordelen doordat het bed minder vatbaar is voor beschadiging van spanen of slijtage door gebruik. De beitelwagen, ook weleens langsslede of support genoemd, kan over het bed verplaatst worden (voeding). Dit support kan zowel handmatig alsook automatisch door middel van een nauwkeurige schroefdraadstang worden voortbewogen, afhankelijk van de grootte van de draaibank kan dit trapeziumdraad of zaagtanddraad zijn, beide geschikt voor het opnemen van zware axiale belastingen op deze as. Hierbij moet er op gelet worden dat bij het gebruik van automatische voeding men de slede niet heeft vastgezet met de blokkeerschroeven, dit kan zware schade veroorzaken aan het bed.

    Dwarsslede en beitelhouder

    De dwarsslede is de tweede van een combinatie van drie sleden, haaks ten opzichte van elkaar opgesteld. Ook deze kan meestal met automatische voeding worden bewogen. Hierop staat dan nog een beitelslede waarop een beitelhouder geplaatst is waarin men, afhankelijk van het model, één of meerdere beitels kan plaatsen. Hoe deze beitels worden vastgehouden in de beitelhouder verschilt, het belangrijkste is dat de beitelpunt op centerhoogte staat in verband met snijkrachten en afwerking van het stuk.

    Er zijn verschillende soorten beitelhouders die het mogelijk maken snel beitels te wisselen voor verschillende toepassingen. Een voorbeeld is meerdere beitels in een houder. Deze systemen zijn in hoogte verstelbaar waardoor centerhoogte gehaald kan worden.